Zoveel gezichten, zoveel verdriet

Een foto van toen ik zestien was.Net zo oud als de leerlingen die ik nu lesgeef. In mijn zoektocht op zolder raakte ik even gedesoriënteerd. In de albums en dozen kwam ik foto’s tegen uit diezelfde periode, waarin ik er elke keer anders uitzag. Niet een beetje anders, maar zó verschillend dat ik me afvroeg of ik dit allemaal wel was.

De foto’s brachten me als een tijdmachine vijfentwintig jaar terug. Wie was dit meisje allemaal? Wat ik zag en voelde was vooral pijn. En verdriet. En dat terwijl ik op elke foto breed lach. Zo breed dat mijn ogen niet meer te zien zijn. Zoveel gezichten. Zoveel outfits, zoveel statements, zoveel verlangens. Het enige wat ik toen wilde, was gezien worden. Gewaardeerd worden. Het liefst door iedereen.

Ik was het meisje dat zich vrouwelijk voelde, in een zelf gepimpte galajurk, zittend op een pianokruk voor het gordijn thuis. Breed glimlachend, stralend van iets dat ik nog niet goed kon dragen.

Ik was ook het meisje dat zich wilde aanpassen op een grote middelbare school. Met een lichtblauwe trui, een staartje, spijkerbroek en witte sneakers. Want wie opvalt, kan het zomaar moeilijk krijgen.

En ik was ook het alternatieve meisje dat schijt had. Dat aantrok waar ze zin in had, met korte haren, knalrode plukjes en supermanshirts, acht kralenkettinkjes om haar hals. Een half hartje van zilver ertussen, als symbool van trouw aan mijn beste vriendin.

Het verdriet dat ik voel als ik kijk naar de foto’s, is het verdriet van al die meisjes die daar lachend in, of juist naast de lens kijken. Het verdriet van niet echt gezien worden. De angst om anders te zijn.

Maar ook de pijn van de liefde die ik van dichtbij stuk zag gaan. Het gebrek aan vertrouwen in de volwassen wereld en de altijd maskerende glimlach: met mij gaat het goed.

Wanneer ik nu naar die foto’s kijk, voel ik vooral zachtheid. Ik probeer alle drie deze meiden te zien voor wie ze waren. Niet te oordelen over de maskers die ze opzetten, maar te erkennen dat ze nodig waren. Hun overlevingskracht was hun liefdevolle poging om erbij te horen, om niet verloren te raken. En systemisch gezien: ze dragen niet alleen hun eigen verhalen. Ze dragen ook wat vóór hen niet gezien kon worden. Ze tonen de overlevingsstrategieën van generaties vrouwen die zich moesten aanpassen, sterk houden, glimlachen. En precies dát maakt ze zo waardevol.

Ik zou willen zeggen tegen ze:

“Je hoeft het niet meer allemaal alleen te dragen.
Je mag zacht zijn. Je mag rouwen. Je mag ademen.”

Want deze meisjes, al die versies van mijzelf, hebben me iets te leren. Ze herinneren me eraan hoe veerkracht ontstaat uit pijn. Hoe overleven ooit de enige optie was, en hoe er nu ruimte mag komen voor leven. Ik sluit ze in mijn hart. Ik eer ze. Ik neem hun kracht mee, en heel de wonden die zij niet konden helen. Zij hebben het overleefd. En ik mag nu leven, voor ons allemaal.

En precies dat is wat ik vrouwen gun in mijn werk: dat ze de delen in zichzelf weer mogen ontmoeten die ooit zijn achtergebleven. Dat ze niet hoeven kiezen tussen het meisje dat zich aanpaste, het meisje dat zich afzette, of het meisje dat zich verloor, maar dat ze ze allemaal in liefde kunnen terughalen. Want pas als we dat doen, kan er werkelijk iets helen.

Welke delen in jou verlangen er nog naar om eindelijk gezien te worden?

Blog geschreven door Anne Twijnstra